‹ Terug naar overzicht

De avonturen van Panda deel 01

Staat: nieuw
Uitgever: Uitgeverij Panda, Den Haag
Uitgifte: JunJunJunJun 2013201320132013
ISBN: 978 90 6438 401 1

Aanvullende informatie

Voorwoord

Matla, die heer Bommel plantte
In de Nederlandse taaltuin, in veertig folianten,
Hem heeft het lange tijd verdroten,
Dat het epos van die andere grote
Stripheld Panda, nooit was uitgegeven.
En ook Goedbloed moest opnieuw gaan leven!
Hans achtte een uitgaaf steeds van grote waarde,
Omdat die nazaat van den Vos Reynaerde:
Joris Goedbloed, zo leep en listig,
Met Latijnse citaten zo kwistig,
Mèt Panda stal aUer harten,
Door 't meesterschap van Marten. (Vrij naar het begin van de Reynaert)

Panda en de boze wereld
Bij Opa Popke Tite Gaaikema, woonachtig in het Groningse Noordhorn, als ik als kind daar logeerde, voltrok zich elke dag hetzelfde ritueel: opa deed zijn middagdut. Ik zat dan op een stoel stil te wezen, want opa mocht niet gestoord worden. Ik kwam om van verveling en wachtte totdat het Nieuwsblad van het Noorden - opa sprak altijd over 'Nieuwsblad van de Moorden', wegens de misdaad-verslaggeving - in de ouderwetse houten brievenbus viel. Dat was voor mij het verlossend geluid.
Op mijn tenen sloop ik dan naar de brievenbus en haalde de krant eruit en de dag kreeg weer iets van inspiratie en glans, want dan las ik wat Panda vandaag weer was overkomen. Wat een geweldig Marten Toonder- gebeuren dat, na de 177 Bommel- verhalen, nu ook de 199 Panda-
vertellingen in folianten uitgegeven gaan worden!
In gesprekken met Marten heb ik er eindeloos lang om gezeurd, dat ook Panda en Joris Goedbloed op deze manier zouden worden vastgelegd
in het bestand van de Nederlandse literatuur. En nu gaat die lang gekoesterde wens dan eindelijk in vervulling. Zowel Panda als Tom Poes komen in het begin van hun geschiedenis met een knapzak over de schouder hun eerste verhaal binnenwandelen, maar er zijn wel grote verschillen.
Tom Poes is een avonturier; hij is anders dan anderen, op zoek naar het bijzondere. Panda wil een oppassende burger worden met een nette betrekking en hij wil een nuttig lid worden van de maatschappij. De lofprijzing van het burgerlijke. Panda is het fatsoen zelve. Hij wil hogerop en de handen uit de mouwen steken, maar wel eerlijk en rechtvaardig. Hij zit vol optimisme en goede hoop, als hij weer een kans krijgt.

Tom Poes ontmoet Ollie B. Bommel- met al diens passies, drang naar romantiek en zucht naar het grote avontuur - en is voor hem vaak als redding de verpersoonlijking van nuchterheid en intelligente oplossingen: 'Tom Poes, verzin een list!' In de knapzak van Tom Poes zitten gezond verstand en vindingrijkheid. Panda wordt geconfronteerd met de boze wereld, de meedogenloze maatschappij, en hij ontmoet het kwaad in de persoon van Joris Goedbloed, een regelrechte nazaat van Reynaert de Vos. Panda heeft als redmiddel zijn optimisme en in zijn knapzak zitten fatsoen, moraal en geweten.

Geëngageerd cabaret
Marten Toonder creëerde Tom Poes en heer Bommel, omdat sprekende dieren toentertijd in strips in de mode waren, zoals Mickey Mouse en Bruintje Beer. Zij ontstonden dus eigenlijk bij toeval. Bij Panda en Joris Goedbloed plaatste Toonder zich bewust in de traditie van
Reynaert de Vos, het grote satirische dierenepos uit de Middeleeuwen. Sprekende dieren stellen de maatschappelijke, politieke mensenwereld aan de kaak. Eigenlijk een vorm van geëngageerd cabaret! En dat in de Middeleeuwen! Middeleeuws bij Panda zijn ook de titels van de verhalen: De meester-dief, De meester-vlieger, De meester-goochelaar, De meester-professor. Bij de Middeleeuwse gilden moest je als leerling een 'meester-proef' afleggen.
In de 199-delige zoektocht van Panda naar een geschikte betrekking, brengt Marten ons naar alle facetten van de maatschappij. We krijgen onverbiddelijke satires te zien, op de modewereld, op de zakenwereld, de geldwereld, de sportwereld en noem maar op. En overal en altijd weer ontmoet Panda het kwaad. In de meeste verhalen is datJoris Goedbloed: de Reynaert van de twintigste eeuw!
In het eerste verhaal rond 'de meester-dief' knoopt Marten regelrecht aan bij het Reynaert-verhaal uit de dertiende eeuw. In de Middeleeuwse Reynaert komt de scène voor, waarin de sluwe vos koning Nobel begerig maakt naar de verborgen schat van koning Ermeric:
'Stapels zilver, stapels goud,
er is hier geen dier, hoe oud
ook, die ooit zo'n rijkdom zag. '
'Want, heer vorst, ik doe u weten
dat ik goud en zilver had
Ja, nog steeds heb ik die schat,
zo omvangrijk dat een wagen
'm slechts in zeven keer kan dragen. ' (hertaling van Ernst van Altena, 1979)

Toonder maakt het verhaal af
Joris Goedbloed laat Panda, omdat die zo klein is, door een raam een ruimte in kruipen. Die ruimte blijkt een schatkamer te zijn. Edelstenen en goudstukken worden eruitgehaald en alles wordt door Goedbloed naar de koning gebracht, die hem ontroerd in de armen sluit en uitroept: 'Wij beslissen dat baron Goedbloed voortaan behandeld wordt zoals wijzelf Hij is onze broeder.' Het blijkt echter al gauw dat alles ontvreemd is uit 's konings eigen schatkamer. En Joris wordt door de razende koning Nobel tot de galg veroordeeld.
In de daaropvolgende toespraak van de koning komt - in aflevering 78 - een directe verwijzing naar de Reynaert voor: 'Basta!' loeide de koning in de rechtzaal Je geeft toe ingebroken te hebben in mijn schatkamer! Je hebt me weliswaar mijn eigendommen teruggebracht, maar je hebt me bedrogen! Uit! Af! Je hebt me voor de gek gehouden! Bovendien ben je namaak! Er is niets echts aan je! Je auto is niet van jou,je ordetekens zijn niet van jou! Zelfs je naam is niet echt. Je bent helemaal geen baron, maar een kleinzoon van de landloper Reynaert,
waarover indertijd zo veel te doen is geweest. '

De kleine Panda is inmiddels ontsnapt en dan schrijft Toonder:
Toen Panda een tijdje gelopen had, ging hij op een steen aan de kant van de weg zitten en begon na te denken.
'Alles bij elkaar heb ik het er niet best afgebracht', mompelde hij. Ik ben een echte sukkel, al zeg ik het zelf elke keer heb ik Joris geloofd. Hij heeft gestolen en gelogen waar ik bij zat. Hij heeft iedereen bedrogen, maar mij het meeste. En dat komt omdat ik zo dom ben
geweest. Bah!'
Hij zuchtte en dacht verder na. Nu komt Panda's karakter in gewetensnood: 'Nu zit ik hier: dacht hij. 'Eigenlijk is dat laf Joris is wel een deugniet, maar ik had hem misschien kunnen tegenhouden. En wie weet wat er nu met hem gaat gebeuren. De koning zal woedend zijn en dan ... Hm. Ik ga terug. Ik ga proberen of ik iets kan doen. Ik wil niet door mezelf voor een lafaard worden versleten. Uit.'
Hij stond op en liep de weg naar het slot terug. Het was al laat in de middag toen hij daar aankwam en aan de bel trok. Op het nippertje
De beul legde Joris de strop om de nek en vroeg hem of hij nog een wens had. 'Stop!' riep Panda, die zich met geweld door de soldaten heen drong en naar voren rende. 'Stop! Wacht even! U kunt Joris Goedbloed niet laten ophangen, majesteit', zei Panda haastig en hijgend.
'Kan dat niet?' brulde de koning. 'En waarom niet? Dat zou ik wel willen weten!'
'U hebt zelf gezegd, dat hij uw broeder was, sire', zei Panda. 'U hebt bevolen, dat hij behandeld moest worden, zoals uzelf Als u hem laat ophangen, moet u zelf ook gehangen worden. Ik heb gehoord, dat u dat tegen de hofmaarschalk zei. ' 'Hè? Ehhh ... Tsja ... ' gromde de koning.
Hij begon daarop zijn snor op te draaien en keek peinzend naar Panda.
'Behandeld moest worden als wijzelf .. 'bromde hij. 'Dat hebben wij gezegd, huh?' Het was nu doodstil geworden op de binnenhof en Panda hield zijn adem in.
De koning stond langzaam op.
'Weliswaar ben je wel zéér brutaal, , zei hij tegen Panda, 'maar je hebt ons er van weerhouden een grote fout te maken. Wij, de koning, maken nooit een fout, onthoud dat! Dat staat in de Wet. Wij hebben inderdaad bevolen om die misdadiger daar te behandelen zoals wijzelf, de koning, behandeld worden. Alzo kan hij niet gehangen worden. Maakt hem los en laat hem gaan!'

Een voorlopig afscheid
Na deze redding van de 'meester-dief' nemen Panda en Joris Goedbloed afscheid. 'Vaarwel: zei Joris, zijn hoed afnemend.
Toen wandelde hij verder. 'Een alleraardigst manneke', prevelde hij peinzend. 'Het was mij een genoegen hem te hebben leren kennen.
Inderdaad een genoegen. En nu: Leetori salutem, zoals wij latinisten zeggen.'
De verhouding tussen Panda en Joris Goedbloed is meer dan een van 'goed' en 'slecht'. Er zijn 139 ondertekstverhalen en in 83 daarvan speelt Goedbloed een rol. Hun verbintenis is niet te vergelijken met die tussen Tom Poes en heer Bommel, maar gaat verder dan die van 'onschuld' en 'schurk'.
De gewetensvolle kleine Panda, dat zwart-witte personage, dat ook de wereld zwart-wit ziet, en deze in goed en slecht verdeelt, bezit een onverbeterlijk optimisme en een geloof in het goede! Triomf van het burgerdom! De verpersoonlijking van het fatsoen!

Dat waren ook kanten van het karakter van Marten Toonder. De grote avonturenverteller. Kanten die hij blijkbaar liever niet toonde, maar die wel een deel van hem waren. Groninger als hij was, waren dat dingen, daar sprak je niet over. Dat was vanzelfsprekend. Karakter hèb je. Hoef je niet te tonen. Het is de hoogste tijd dat dit deel van Toonders oeuvre, de 199 schitterende Pandaverhalen, zijn plaats vindt in de Nederlandse taaltuin en dat de traditie van de Reynaert, in de Middeleeuwen begonnen, nu in de eenentwintigste eeuw zo glorieus wordt voortgezet in 44 folianten!

Seth Gaaikema

Inleiding
Het begin
Marten Toonder (1912-2005) tekende al vanaf zijn jongste jaren met groot enthousiasme, maar het duurde tot 6 februari 1933 voor hij zijn eerste stripverhaal geplaatst wist te krijgen: Bram's avonturen in het dagblad De Nederlander. Daarna volgden al snel allerlei nieuwe strips. In maart 1934 begon zijn eerste langlopende serie stripverhalen, rond 7hijs Ijs, de witte beer. Deze ondertekststrip was gebaseerd op de Engelse Rupert Bear, in Nederland bekend als Bruintje Beer. Toonder bekwaamde zich verder in het tekenen van illustraties voor boeken en ijdschriften en in allerlei strips. In maart 1941 wist hij zijn strip Tom Poes onder te brengen.
Omdat hij toen al vijf stripreeksen moest verzorgen, begon het werk hem boven het hoofd te groeien en daarom trok hij in 1942 zijn eerste medewerker aan: Wim Lensen, op 11 januari 1943 gevolgd door de toen vijf tienjarige Frits Godhelp. Toonder zag ook spoedig het nut van het produceren van kalenders, puzzels, prentbriefkaarten, spellen en wandplaten, want die leverden belangrijke inkomsten op. Al snel nam hij meer medewerkers aan, die bij hem het vak konden leren en die voor hem meteen een continuïteit in de productie betekenden. Samen met dat veelal jonge talent werkte hij aan steeds weer nieuwe opdrachten.

Een nieuwe strip
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog begon Toonder al plannen te maken voor publicaties na de Bevrijding. Eén daarvan omvatte avonturen van een kleine panda-beer: Plukkie Panda. Deze nieuwe hoofdfiguur werd een mooie variant op Ollie B. Bommel, die in de oorlog al in heel wat Tom Poes-verhalen had opgetreden. Panda kreeg van zijn goede vader een rijksdaalder mee en zo moest hij maar de
wijde wereld intrekken en op zoek gaan naar een goede betrekking. Hij bleek, net als heer Bommel, een goedzak te zijn, die niet veel wijzer werd van al zijn ervarin- gen. Ook deze jonge stripheld had steeds nieuwe tegenspelers nodig, die aan elk verhaal weer een boeiende inhoud konden geven. Panda ging steeds weer op zoek naar een leermeester om een goed vak te leren.
Het eerste Panda-verhaal is duidelijk geïnspireerd op het grootse Middeleeuwse epos Van den vos Reynaerde en zo ontmoet Panda de lepe vos Joris Goedbloed. Deze maakt steeds weer gretig misbruik van de onbevangenheid van Panda. Goedbloed is dan ook in veel verhalen de tegenspeler van Panda.

Talentvolle medewerkers
Marten Toonder heeft het personage Panda en diens leefwereld bedacht en opgezet, maar hij moest al spoedig veel ervan uit handen geven. Voor de plots en scenario's van de verhalen, voor het schrijven van de teksten en voor het tekenen van de stripstroken alsook voor het inkten daarvan, had hij een aantal talentvolle medewerkers bij de hand. Toen in december 1946 deze nieuwe strip van start kon gaan, was er voldoende zekerheid om een lange reeks verhalen te garanderen. In de loop der tijd bedachten en schreven Dirk Huizinga, Jan Gerhard Toonder en Lo Hartog van Banda verhalen van de kleine beer. Na 1966 werden die verder verzorgd door Eiso Toonder en 'een paar keer door Harry Geelen. Voor het tekenen van de strips werden Ben van Voorn, Harry Hargreaves en Dick Matena de belangrijkste medewerkers, terwijl tot het jaar 1970 Andries Brandt, FredJulsing,Jan Steeman en Jan van Haasteren hun bijdragen leverden; soms aan een heel verhaal, soms aan een paar stripstroken. In het derde verhaal van dit boek zijn enkele stroken getekend door een andere studio-medewerker, wellicht Carol Voges. Het inkten van de tekeningen werd, behalve door Marten Toonder zelf, aanvankelijk gedaan door Wim Lensen en René Zwartjes, maar nadien voor meer dan vijftig verhalen door Richard Klokkers. Vanaf september 1970 tekende en inkte Piet Wijn de Panda-verhalen en vanaf
1978 bedacht en schreef hij ze ook, toen de vorm werd gemoderniseerd en de strip niet langer verscheen met onderteksten, maar met ballonteksten.

De Panda-strip werd de langstlopende Nederlandse strip ooit gepubliceerd -13.819 afleveringen - die gedurende 45 jaar ononderbroken trouw elke dag in de kranten stond. In veertien landen verschenen Panda's avonturen, in tientallen dagbladen, tijdschriften en boeken.
Verantwoording In elke band van deze Integrale Uitgave van De avonturen van Panda zal steeds zo goed mogelijk worden aangegeven wie er aan de daarin opgenomen verhalen heeft meegewerkt.

De redactie

Afbeeldingen

6LfXCtQZAAAAACfehZwS12RYNcGbtmv3icZDON0b