‹ Terug naar overzicht

De avonturen van Panda deel 27

Staat: nieuw
Uitgever: Uitgeverij Cliché, Utrecht
ISBN: 9789064381591

Aanvullende informatie

Inleiding

In deze band zijn vier Panda-verhalen opgenomen uit de periode 1971-'72. De
tekeningen zijn van Piet Wijn, de teksten van de hand van Eiso Toonder. Eiso was,
nadat Lo Hartog van Banda in 1965 de Toonder Studio's had verlaten, begonnen
met het schrijven van de strips Kappie, Koning Hollewijn en Panda (afgewisseld
door Andries Brandt en Patty Klein). In de Panda-verhalen lijkt Eiso veel van zich-
zelf te kunnen leggen. In 1970 begon hij eveneens met zijn eigen strip De Goeroe,
waarvan de figuren door Marten Toonder en Piet Wijn waren getekend en door
Eiso in stripafleveringen werden geplakt. De Goeroe zit meestal op een steen, een
soort hunebed. 'Daar tracht hij dagelijks tot een verstandige gedachte te komen, die
hij aan onze lezers wil uitdragen', zoals in de introductieaflevering wordt uitgelegd.
Een dergelijke steen speelt ook een belangrijke rol in het laatste verhaal uit deze
band, Panda en de meester-goudmaker, terwijl in het verhaal ervoor, Panda en de meester-
onthechter, een goeroe voorkomt. Deze geeft Panda de lastige opdracht zijn leerling
te leren hechten.

Eiso was goed op de hoogte met de oosterse filosofie en lijkt deze nu eens te omarmen
en er dan weer de spot mee te drijven. Hij had de oosterse filosofie van huis uit
meegekregen. Vooral zijn moeder Phiny was er erg in geïnteresseerd en later Marten
ook. Over onthechten zegt Marten Toonder in De Tao van Toonder (samenstelling:

Frank van Hartingsveld, Uitgeverij Panda, 's-Gravenhage 2005): 'Alles waarover we
praten is materie. [ ... ] In dat besef ontmoet je Boeddha. En Boeddha vertelt over
onthechten. [ ... ] Ik was toen een jaar of vijftig en vond die opgave van Boeddha een
hele zware. Onthechten van allemaal dingen waar ik van hield, die ik mooi vond en
wilde behouden of waar ik meer van wilde hebben. [ ... ] Ik heb toen werkelijk mijn
best gedaan om afstand te nemen. Ik heb het geprobeerd te vinden, maar het lukte niet
echt.' Een andere uitspraak van Toonder in dezelfde uitgave kan in verband worden
gebracht met de eerste twee verhalen uit deze band, waarin toeval een belangrijke
rol lijkt te spelen: 'Toeval bestaat niet, Jung noemt het synchroniciteit. Het is dat
onverwacht samengaan van twee dingen, die ver van elkaar leken te staan.'

- Het eerste verhaal in deze band, Panda en de slapeloze ridder (PV112), gaat over de
onhandige ridder Gak van Ganzenburcht die pas weer in slaap kan vallen als hij een
goede daad heeft verricht, zoals het redden van een jonkvrouw. Door een samenloop
van omstandigheden lukt dat nog ook.

In Panda en de meester-rallyrijder (PV113) doet Panda met miljonair O.N. Fortuin mee
aan de Zeslandenrally. Ondanks de tegenwerking van Joris Goedbloed en de boef
Pedro Plurk winnen ze. Wanneer Panda tegen Joris zegt: 'Wat toevallig dat jij steeds
bent waar wij ook zijn', heeft de oplettende lezer door dat het 'niet echt toeval is.

In Panda en de meester-ontbecbter (PV114) heeft Panda weer eens problemen met de
belastingdienst. Sinds de Toonder Studio's begin jaren vijftig door een grote belasting-
schuld bijna failliet -ging, is dit een weerkerend thema in de strip. Zo moest
Panda aan het eind van Panda's herenleven (PV25, 1952) vrijwel zijn hele kapitaal
aan kansspelbelasting betalen wanneer hij door een weddenschap alles terugwint
wat hij eerst was kwijtgeraakt. In De meester-ontbecbter zegt Panda erg gehecht te
zijn aan zijn spullen als een deurwaarder beslag wil leggen op zijn bezittingen. Op
dat moment komt leraar Foey Mei langs met Prins Wan, die de onhebbelijkheid
heeft alles te willen onthechten. Je kunt je afvragen wie hier de eigenlijke meester-
onthechter is. Is het niet Panda, die in de loop der verhalen al zo vaak zijn bezittingen
is kwijtgeraakt?

'In Panda en de meester-goudmaker (PV115) komt Panda in dienst van Joris Goedbloed
om goud te verkopen. Joris blijkt het goud te stelen van zijn voorvader, de baron van
Maupertuus, die het op zijn beurt van een voorvader steelt. Dat wordt mogelijk
gemaakt door een steen met runenachtige inscripties die toegang geeft tot een ander

ruimte-tijd-continuüm. Net als in de verhalen waarin heer Bommel door de tijd
reist, zoals Tom Poes en de Bommellegende (BV90, 1960), spelen de paradoxen van het
tijdreizen hier een rol. Joris verandert het verleden, maar de oude baron verandert de
toekomst met zijn testament.

Voor de doorgewinterde Panda-liefhebber is dit verhaal ook een tijdreis waarin vele
figuren uit het verleden optreden. Zo is dit het eerste verhaal waarin Piet Wijn de
speurder Pat O'Nozel tekent. De boef Aal de Glibber en de heler Kleine Klaasje uit
het Halve-Maan-slop komen uit Panda en de boze Warapuri-diamant (PV94, 1967),
terwijl inspecteur Snappers eerder figureerde in Panda en de meester-jilmer (PV108,
1970). De politierechter lijkt dezelfde als de rechter die sinds Panda en de meester-
leerling (PV81, 1964) in de strip voorkomt. Notaris Dreugjes werd door Wijn zelf
geïntroduceerd in Panda en de meester-bangerik (PVll1, 1971).

Maar de belangrijkste-link met het verleden is Maupertuus, de burcht van de familie
van Joris Goedbloed. Al in Panda en de meester-dief(PV1, 1946-'47) stelt hij zich
voor als 'Joris, baron Goedbloed van Maupertuus" Daarmee refereert hij aan de
burcht van Reynaert de Vos, die we dan ook als zijn voorvader mogen beschouwen
(zie het voorwoord bij band 1 door Seth Gaaikema). Zouden we mogen concluderen
dat het de goudschat van Reynaert de Vos is die in dit verhaal door de tijd wordt
getransporteerd?

Dick de Boer

Afbeeldingen

6LfXCtQZAAAAACfehZwS12RYNcGbtmv3icZDON0b