‹ Terug naar overzicht

Koning Hollewijn Volledige werken deel 01

Staat: nieuw
Uitgever: Uitgeverij Panda, Den Haag
Uitgifte: JulJulJulJul 2012201220122012
ISBN: 978 90 6438 501 8

Aanvullende informatie

Voorwoord
Er was eens een koning die Hollewijn heette. Hij was de laatste koning van de Oude Wereld. Daaruit kan men wel nagaan, dat hij erg lang geleden leefde, in de tijd dat er nog landen waren. Toen hij pas aan de regering kwam, had hij het idee, dat hij er op uit moest gaan om goede daden te doen - maar daar was gelukkig al gauw een stokje voor gestoken. 'Dat gaat volstrekt niet, sire!' sprak zijn eerste minister, doctorandus Dreutel. 'Daden doen is voor een koning sterk af te raden!' 'En waarom?' vroeg de koning toornig. 'Wat is dat voor onzin?'
'De praktijk leert,' hernam de raadsman, 'dat een daad doen hoogst gevaarlijk is. Men kan mistasten en dan is men strafbaar! Daarom kan men beter niets doen. Volstrekt niets, volgt u mij?' 'Dat risico neem ik!' riep de vorst uit.
Doch de heer Dreutel glimlachte fijntjes. 'U bent een symbool', legde hij uit, 'en een symbool kan nooit gestraft worden; dáár zit de kneep. Daarom zegt de Grondwet, dat er altijd iemand verantwoordelijk moet zijn voor uw daden. Welnu, die iemand is de minister en dat ben ik. En ik neem liever geen verantwoordelijkheid, dat heeft de praktijk mij geleerd.' Dat was een wijs woord, daar zal ieder weldenkend kiezer het mee eens zijn. Drs. Dreutel was dan ook een geschoold politicus, die als oud-onderwijzer van alle dingen op de hoogte was. Bovendien was hij een door en door fatsoenlijk man met een open oog voor traditie en een fijn gevoel voor symboliek. Hij leerde koning Hollewijn met tact en geduld om niets te doen. Volstrekt niets.
De vorst zat nu voortaan de hele dag rustig op zijn troon, met de tekenen van zijn waardigheid in de handen - een mooi symbool van de natie. Hoe het echter kwam, dat hij toch tot daden kwam en wat daarvan de gevolgen waren, zal ons het stripverhaal van koning Hollewijn leren.

Marten Toonder, 1973

Inleiding
Als Marten Toonder op 22 maart 1954, na lang aandringen van het dagblad De Telegraaf zijn nieuwe dagstrip Koning Hollewijn presenteert, komt hij met de succesformule die ook in de oorlog in deze krant heeft gestaan, die van Tom Poes en heer Bommel: een heer in een kasteel, een kameraad en een huisknecht. Verdere vergelijking is zinloos, al moeten we wel beseffen dat zij uit dezelfde werkplaats afkomstig zijn. Vanaf die datum zullen de avonturen van deze kleine koning zeventien jaar ononderbroken de Amsterdamse krant sieren met een pareltje waarop het Hollandse stripwezen trots mag zijn. De verhalen zijn meestal een allegorie van zaken die spelen in een typisch Nederlandse samenleving, sociaal, cultureel en maatschappelijk. Om die reden is deze strip ook minder aantrekkelijk voor het buitenland. De personages
zijn karikaturen, ieder met een duidelijk karakter, vaste rol en kenmerkend spraakgebruik. Voorspelbaar en dus al snel zeer vertrouwd. 'Geef mij maar zuurtjes', zegt Wiebel en relativeert daarmee de werkelijkheid.

In De holle appel maken wij kennis met eerste minister drs. Dreutel, met hofdetective Euvel, kamerdienaar Pieter Plichtpleger, hoofdinspecteur Knerpslijper en natuurlijk de bakvis Wiebeline Wip, die verder door het leven gaat als Hollewijns secretaresse. Een oudere man met een jong meisje als partner, niets aan de hand. Ze krijgt haar eigen kamer en ze hebben een soort vader- dochter-relatie. Zij haalt ondeugende streken uit en brengt zo voor de vorst enig leven in de brouwerij. Want zijn enige bezigheid is om, gehuld in zijn
hermelijnen mantel, de kroon op het hoofd, met de scepter en rijksappel in de handen, symbolisch de troon te bezetten ten aanschouwen van de dagelijkse bezoekers van het paleis. Een holle appel, die hem helaas geen enkele macht geeft.

Het verhaal De worteltrekker heeft maar één nieuw personage nodig, de onvermijdelijke professor die in die jaren in menig stripverhaal verschijnt om allerlei nieuwe vindingen te presenteren. Hier is het een robot die theoretisch al het werk kan overnemen, maar in de praktijk zorgt voor de nodige chaotische toestanden. Marten Toonder bedacht, samen met Lo Hartag van Banda, vanaf het begin van de reeks de scenario's. Toonder voorzag de toenemende mechanisatie en automatisering en hij uitte dat op meesterlijke wijze in zijn vaak filosofische
teksten bij de drie verhalen in deze band.

In De zoekgeraakte rechten verschijnt opnieuw mevrouw Vollewijker, de directrice van de vroegere kostschool van Wiebeltje. Zij heeft de gewoonte het meisje tot de orde te roepen en zelfs te dreigen haar bij Hollewijn weg te halen. Dit verhaal haakt in op een gebeurtenis die al in het eerste verhaal - strook 46 - plaatsgreep: de verdwijning van de Verklaring van de Rechten van de Mens. Beslist een naoorlogs onderwerp, waarin cultuur en beschaving een grote rol spelen. Wanneer dit document uiteindelijk wordt teruggevonden, blijkt hiervan nog maar bitter weinig over te zijn. Hoe akelig soms dicht bij de werkelijkheid!

In deze eerste drie verhalen komt Marten Toonder nog met lappen tekst. In de latere avonturen zijn deze tot de helft gereduceerd. De tekeningen zijn duidelijk gedateerd, wat niet verrassend is voor een strip van meer dan vijftig jaar geleden. Maar daarmee geven zij een prachtig en blijvend beeld van de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw. Verheug u op een lange reeks belevenissen van Koning Hollewijn de Kleine; het doek gaat op en het spel gaat beginnen …

Rob Aalpol

Afbeeldingen

6LfXCtQZAAAAACfehZwS12RYNcGbtmv3icZDON0b