Onze literatuur vanaf 1916
Staat: prima
Uitgever: Meulenhoff Educatief
ISBN: 9020863013
Aanvullende informatie
Ter inleiding
Sinds in oeroude tijden in 'Het lied van heer Halewijn' bezongen werd, hoe een meisje van koninklijken bloede een iets te krachtdadige minnaar letterlijk een
kopje kleiner maakte en zijn hoofd vervolgens als tafelversiering gebruikte, is er sprake geweest van een eigen Nederlandse literatuur. Van Hendrik van Veldeke
totJacoba van Velde, vanjan van der Noot totCees Nooteboom en van Jacobus Revius tot Gerard Reve hebben honderden schrijvers en schrijfsters in hun boeken
verteld over hun eigen leven en dat van anderen, over hun dromen, angsten en verwachtingen en over de maatschappij en de wereld waarin zij leefden. In de
gedichten, toneelstukken en romans die zij met behulp van ganzeveer, kroontjespen of schrijfmachine schreven, wordt daardoor een heel direct beeld gegeven van
het leven van de bijna honderd miljoen mensen die in de loop der eeuwen in de lage landen aan de Noordzee hebben rondgelopen, liefgehad en naar de eindeloze
luchten hebben gekeken. Tot deze mensen behorèn ook wij en over de literatuur die in deze landen en in andere gebieden waarin Nederlands werd en wordt
gesproken, is ontstaan, gaat dit boek Zoals de titel al aangeeft, beperkt 'Onze literatuur vanaf 1916' zich daarbij tot de moderne literatuur; het werk van onze oudere schrijvers wordt besproken in Onze literatuur tot 1916', dat intussen verschenen is. Evenals in dit laatste boek zijn ook hier van vele literaire werken signalementen opgenomen, die alvast een eerste indruk geven van de inhoud. Talrijke illustraties maken het gemakkelijker om het geestelijk klimaat waarin een boek geschreven werd, te leren kennen. Van tijd tot tijd wordt bovendien de belangrijkste informatie uit het voorafgaande gedeelte beknopt samengevat.
Dit boek is geschreven vanuit het idee dat kunst - en dus ook literatuur - er in de eerste plaats is om genoten te worden. Hopelijk zal ook de lezer regelmatig met plezier van dit boek kennis nemen.
En natuurlijk is er in dit boek ook ruimte voor Marten Toonder. (blz. 69, 108, 109 en 165)