Heer Bommel Volledige werken deel 11
Staat: als nieuw
Uitgever: Uitgeverij Panda, Den Haag
Uitgifte: november 1990
Matla catalogus: 114.11
ISBN: 9064382115
Aanvullende informatie
Voorwoord Marten Toonder
Enkele van de in deze band opgenomen verhalen zijn een soort vingeroefening voor thema' s die ik na vele jaren, in een meer gerijpte vorm, verwerkt blijk te hebben.
Tom Poes en de wens-werkster behandelt de ingeboren behoefte om te werken - een behoefte die zó sterk kan worden, dat zij de vorm van een fobie aanneemt: wie niet werkt, bestaat niet (verdwijnt in een karabies). Dat werkthema is later door mij gebruikt voor het verhaal Heer Bommel en de Labberdaan.
Er zitten gevaarlijke kanten aan de werkdrang, omdat hij tot geestelijke leegte en materiële geldzucht kan leiden. En dat geld slechts slijk is, wordt in dit verhaal uitputtend behandeld. Ook, dat dit soort gewonnen geld tot misbruik leidt, waardoor de werk-ster de animo verliest, terwijl de hoofdfiguur afdaalt tot een betreurenswaardig dieptepunt, en zich overgeeft aan handelingen, die later in Heer Bommel en de Bovenbazen uitvoeriger worden verhaald.
Heer Bommel en zijn iksel gaat over de psychoanalyse, zoals die toen (en nu nog wel) vooral door de Freud-aanhangers op een hoogst oppervlakkige manier beoefend werd. Zodoende kwam het innerlijk van heer Bommel in het beeld als een woestijn. De oorzaak is natuurlijk, dat dit niet zijn èchte innerlijk, zijn onbewuste ik, was. Het gaf alleen maar de toestand van zijn rede weer; het terrein waarin zijn uitspraken en zinswendingen hun oorsprong vinden. Dit gegeven is hier nog wat primitief uitgewerkt. Trouwens, later ben ik met drs. Zielknijper meer moderne richtingen opgegaan, zonder voor experimenten terug te schrikken.
Tom Poes en het kunsthars-hart is als compositie wel goed, maar het is helaas een verhaal zonder veel inhoud. Het kwam tot stand in een enigszins overbelaste tijd, waarin ik weinig tijd had voor mijn eigen werk. We waren toen bezig met de produktie van een serie tekenfilms voor de Europese Eenheid, en met de eigen produktie Moonglow. Bovendien liepen er toen op de strip afdeling dertien verschillende dagstrips. In dit verhaal wordt de Kleine Club geïntroduceerd, maar erg onwezenlijk gebruikt.
Tom Poes en de Bommelkuur ontstond, toen ik hierna op het ziekbed geworpen werd, en ik niet veel anders verzinnen kon dan een kuur voor de held. Het had wel actie, en het beeldde de kommer van een patiënt bevredigend uit. Maar meer niet. Tom Poes en de klokker behandelt mijn eerste experiment met de tijd. Dat is een boeiend gegeven, vooral waneer men de tijd als een aparte dimensie ziet. Er ontstaan dan paradoxen, die erg beeldend zijn, maar die doen twijfelen aan de tijd als vierde dimensie. Een rechte lijn zal, als hij-door de ruimte loopt, eindigen op zijn eigen uitgangspunt. Zo'n rechte lijn moet dus wel een kromming maken, en Einstein heeft daardoor vastgesteld, dat het heelal eindig is. Maar het is niet meetbaar, voegde hij er wat neerslachtig aan toe. Hij heeft het wel geprobeerd, want hij heeft vastgesteld, dat de snelheid van het licht (die hij als tijdseenheid aannam) de omvang van het heelal zou kunnen bepalen. Helaas, daarna kwam de theorie van het uitdijende heelal, en waar blijf je dan? Ik wil daar dan ook niet verder op ingaan, maar wel wil ik er even op wijzen dat het geroep van: 'Wat doe je met je tijd?' op de voorgaande filosofie berust, die veel mogelijkheden voor verhalen biedt, maar ook veel mogelijkheden voor paradoxen heeft. En dit verhaal is mijn eerste, nog zwakke, poging daartoe.
Tom Poes en de pruikenmaker berust op mijn toen reeds ontwakend vermoeden, dat de toekomstige beschavingen gekenmerkt zouden worden door symbolische haardrachten. Dit profetisch voorgevoel liet ik door een handige vakman te gelde maken, zodat zelfs heer Bommel in de val liep. Maar die was toen nog jong, en de jeugd zit in de haren.
Greystones, 4 oktober 1990