Heer Bommel Volledige werken deel 08
Staat: als nieuw
Uitgever: Uitgeverij Panda, Den Haag
Uitgifte: Mar 1997
Matla catalogus: 114.8
ISBN: 9064382085
Aanvullende informatie
Voorwoord Marten Toonder
Tom Poes en Kwetal de breinbaas
Kwetal treedt hier voor het eerst op, en het was nog niet te voorzien dat hij een belangrijke rol zou gaan vervullen in het leven van heer Bommel. Dat is waarschijnlijk de reden, dat zijn biograaf een beetje oppervlakkig over hem heengelopen is, al zeg ik het zelf. Deze heeft zijn wijze van uitdrukken heel oppervlakkig genoteerd en is ook niet dieper op zijn wezen ingegaan. Daardoor wordt hij in het volgende deel dan ook opnieuw als een naamloze dwerg opgevoerd. Datzelfde geldt voor de spraak van de buitenlandse geleerde die men in deze geschiedenis kan ontmoeten en wiens accent niet direct in het oor blijft hangen. Deze oneffenheden zullen echter in de loop van honderd negenendertig verhalen worden gladgestreken, hoop ik.
Het verhaal van Kwetal zelf heeft wel onverwachte trekjes, maar het heeft geen nut om het van een toelichting te voorzien. Hij haalt zijn krachten uit de natuur, daarin wijkt hij af. Daarom lijkt zijn titel 'breinbaas' me nu achteraf een beetje misplaatst toe.
Tom Poes en het lijmteem
Dit verhaal is een van de vertelsels die op een actualiteit berustten. Dat was in de tijd, dat de muziek van het Harry Lime theme in een film van Orson Welles opklonk; lang, lang geleden. Zij klonk weliswaar erg vaak op, zodat de dampkring ervan vervuld raakte, terwijl ik bezig was een verhaal te bedenken. Er zitten dan ook ernstige bezwaren in deze geschiedenis. Een slak, die tot deze schaal wordt opgeblazen, is niet langer esthetisch, en iedereen die zich wel eens in het vocht heeft verdiept waarop deze dieren zich voortbewegen, zal inzien dat men daar geen verhaal over moet maken. Trouwens, wat is er met kapitein Wal Rus gebeurd? Het lijmteem komt er echter goed uit, hoewel dat geen verdienste is, want dat kwam dan ook uit de spuigaten.
Heer Bommel en de volvetters
Deze historie verscheen in het jaar 1950, en in die tijd had men de gevolgen van de hongerwinter zo goed bestreden, dat de noodzaak tot afslanken zich begon te openbaren. Er waren veel advertentie- en andere campagnes op dat gebied - en op dit verschijnsel is deze historie gebouwd. De lezer hoeft zich geestelijk niet in te spannen om het gebeuren te kunnen volgen.
Tom Poes en het Wegwerk
Uit de beide voorgaande verhalen blijkt duidelijk dat actuele gebeurtenissen na een poosje niet aardig meer zijn. Lichte verpozing op zijn best, maar niet meer. In zijn soort is het Wegwerk ook wel tijdgebonden, maar er zitten toch wel interessante punten in. Het getob met die muur bijvoorbeeld. Dat metselwerk was er echt, en het werken aan de Weg naar het Oosten was een dagelijkse, geestelijke arbeid. Heer Bommel maakt er hier ernst van, met zijn voortvarende aanleg. Hij was dan ook zijn tijd ver vooruit toen hij eindelijk uitzicht op het Oosten àchter de muur kreeg - en dat was precies zoals het later bleek te zijn. Trouwens, ook de kopkleppers zijn biolo-
gisch goed verantwoord. Alleen werden ze vooral àchter de muur aangetroffen en niet ervoor. Maar dat neemt toch niet weg dat hun manieren en hun visie uit het volle leven gegrepen zijn, zodat men ze nog in groten getale kan aantreffen in die gebieden. Na het jaar 2000 zal ook dit echter een gedateerde geschiedenis blijken te zijn, en veel aan geschiktheid verloren hebben.
Greystones, 9 januari 1997